Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het woord des HEEREN, dat geschied is tot [1]Micha, den Morastiet, in de dagen van [3]Jotham, Achaz [en] Jehizkia, koningen van Juda; dat hij [4]gezien heeft [5]over Samaria en Jeruzalem. 1. Die onderscheiden moet worden van die anderen Micha, de zoon van Jimia, die geprofeteerd heeft ten tijde van Achab en Josafat; 1 Kon.22:8, enz.; 2 Kron.18:7, enz. 2. Zie Jer.26:18, alwaar deze profeet en zijn profetie uitdrukkelijk gedacht wordt; zie ook onder vs.14,15. 3. Ten tijde van deze koningen heeft Jesaja ook geprofeteerd, Jes.1:1. Zie van de regering van deze koningen 2 Kon.15:. tot en met 2 Kon.21: en 2 Kron.27: tot en met 2 Kron.33:. 4. Dat is, welk woord hem van God door gezichten is geopenbaard. Zie Ezech.13:3; Amos 1:1, enz. 5. Dat is, het koninkrijk Israel, of van de tien stammen, en het koninkrijk van Juda. Samaria was de koninklijke hoofdstad van Israel, gelijk Jeruzalem van Juda.